300 dagen Tai Chi

Als ik het goed heb berekend, dan heb ik zojuist mijn 300e Tai Chi-ochtend gehad. Sinds het eerste weekend van mei 2016 doe ik elke ochtend een klein half uur Tai Chi-oefeningen. Ik beoefen Tai Chi als zo’n 15 jaar, maar dat bestond doorgaans uit het wekelijks volgen van lessen en heel af en toe wat thuis oefenen. Maar echt elke dag oefenen, dat kon ik niet opbrengen… dacht ik.

Begin mei 2016 volgde ik in Duitsland een Tai Chi-workshop die me een enorme boost heeft gegeven. Eindelijk trof ik twee leraren die zelf wél wisten, begrepen en wilde delen, hoe Tai Chi werkt en waar het toe dient. Tot dan had ik altijd braaf en precies de instructies van mijn diverse ‘meesters’ opgevolgd en meende de kunst aardig onder de knie te hebben, maar bleef altijd wel een knagend gevoel houden, dat ik niet goed wist, wáárom oefening X op manier Y moest, wat het ultieme doel achter het hele ‘dansje’ was.
Juist een discipline als Tai Chi is omgeven met ‘ervaringsgetuigenissen’ en mooie verhalen over wat Meester hupeldepup allemaal – zelfs op hoge leeftijd – kan en z’n leerlingen laat oefenen, maar nooit kon iemand mij uitleggen, wat de diepere betekenis achter Tai Chi is. Dat verzandde doorgaans in “het is gezond voor je” of een vaag verhaal over Yin en Yang en meer wolligheden die bedoeld waren om te verhullen, dat de betreffende leraar het zelf eigenlijk ook niet wist en – net als ik – braaf volgde wat hem werd voorgedaan. Helaas komt dit verschijnsel maar al te vaak voor, in een gezinssituatie, op een werkvloer en niet in de laatste plaats: in tempels en kerken. Iedereen volgt de massa, leert de rituelen en manieren, maar vraagt zich – naar mijn smaak – te weinig af, wáártoe? En hoe dan?

En dat blijkt voor Tai Chi eigenlijk heel simpel: het doel is vinden van rust, balans en verstilling, om ruimte te maken in lijf en geest voor nieuwe ‘levensenergie’ (Chi) die – afhankelijk van je godsbeeld – vanuit jezelf of vanuit hogere sferen tot je komt. En als je kijkt naar de evolutie van de discipline, dan herken je deze aspecten. Een van de oudste verschijningsvormen “Dao Yin” werd uitsluitend door monniken bedreven en bestond uit oefening om vooral ‘ruimte te maken’ voor de ’te ontvangen energie’. Nog steeds worden deze oefeningen overgedragen en ik doe er soms enkele van. En die voelen inderdaad alsof je je ‘aardse afval’ (Binchi) laat afvloeien uit je lichaam, dat daarna lekker rustig en leeg voelt.

Een tweede verschijningsvorm die uit/na Dao Yin is ontstaan is “Chi Gong” (of Qigong), waarvan de oefeningen erop gericht zijn om nieuwe Chi op te wekken en/of binnen te halen (wederom afhankelijk van je godsbeeld), maar nu met extra focus op de ademhaling. Ook hiervan doe ik er af en toe één of twee en voel me daarna opgeladen en energiek.

Zowel Dao Yin- als Qigong-oefeningen zijn relatief statisch, veelal op of rond één plek, in tegenstelling tot de laatste verschijningsvorm, de Tai Chi: een reeks van bewegingen waarin zowel de afvloei-, opwekkings- als ademhalingsaspecten van Dao Yin en Qigong zijn verenigd. Wat Tai Chi daar extra aan toevoegt, is oefening van de (fysieke) balans en soepelheid van het lichaam en leert je ‘en passant’ ook nog een aantal krijgskunst-bewegingen. Eén en ander ziet er stoer uit, maar je begint er verder niks mee tegen een echte tegenstander ;-).
Tai Chi is er in meerder uitvoeringen, afhankelijk van de ‘familie’ die de betreffende ‘vorm’ (reeks van bewegingen en houdingen) heeft overgedragen en verder ontwikkeld.

Bij de beoefening van Tai Chi gaat het – qua kunst van het uitvoeren, dus het “hoe” – om ademen, focus en voelen. De ademhaling en beweging zijn aan elkaar gekoppeld, de focus is op het ‘hier en nu’ en op de oefening en het voelen richt zich op afvloeien, ontspannen en evenwicht bewaren. Als je deze drie vaardigheden goed en tegelijk toepast, kom je zowel geestelijk als lichamelijk is een soort flow, waarbij alles ‘als vanzelf’ gaat, soepel en gemakkelijk. Van de 300 ochtenden die ik nu geoefend heb, heb ik ca. 35 tot 40 keer zo’n flow-toestand ervaren. En dat is echt genieten! Maar ook als het een dagje niet zo goed lukt, dan is het toch nog fijn, want na de oefeningen staan mijn lichaam en geest ‘aan’, ben ik alert, energiek en geconcentreerd en is stofwisseling alvast opgestart. Mijn lijf vaart er wel bij: ik ben soepel, heb veel minder fysieke klachten en voel me niet meer als een oude mannetje als ik van de bank of uit een stoel opsta.

Op naar de 1000 dagen Tai Chi…