Onderstaande artikelen zijn opgetekend ten behoeve van Wijnencyclopedie.nl, maar we vinden ze te leuk om ze alleen daar te publiceren. Daarom ook maar even hier:
Ace of Spades met foie gras d’oie | |
“Ik heb hier een Ace of Spades, zo’n gouden fles… Is dat wat?” klonk de stem van een lieve vriendin door de telefoon. Er rinkelde een ver verwijderd belletje in m’n hoofd, een vage associatie met Russische oligargen en peperdure spulletjes die zelfs niet in het smulpapenverkeer langskomen, waar toch met enige regelmaat een grote Bordeaux, Bourgogne of Champagne wordt ontkurkt. En natuurlijk excusieve ‘play rooms’ voor zogenaamde ‘high rollers’ in het illustere Las Vegas, waar elke schoppenaas een graag geziene gast is.
Het internet bood uitkomst: een zeer excusieve champagne van Armand de Brignac, samengesteld uit premier en grand cru basiswijnen uit alleen de mooiste jaren. Met een gemiddeld prijskaartje van 250 tot 300 euro per fles mikt Armand de Brignac hoger dan beroemde collega’s als Dom Perignon, Cristal en Krug, waar je ‘slechts’ rond de 150 euro voor neertelt. Met enige opwinding meldde ik mijn bevindingen aan betreffende vriendin, die met een niet te verhullen plezier in haar stem meldde: “oh, dan is deze rond de 500, want het is een magnum!” Wow, een magnum zeer exclusieve champagne… Hoe komt ze dáár nou aan, en veel belangrijker: hoe zou die smaken! Tot mijn zeer grote genoegen stelde ze een week later voor, om ‘em met z’n vieren soldaat te maken, met haar vriend en mijn man erbij, om te vieren dat we alle vier druk bezig waren met een nieuw huis en wij al tot een definitieve koop waren gekomen. Tja, daar hoefde ik geen seconde over na te denken. Ik had ooit al eens een Dom Perignon geproefd (die ik in een blindproeverij voor een Blanquette de Limoux hield, tot grote hilariteit van de voltallige zaal mede-vinologen-in-opleiding) en ik was natuurlijk reuze benieuwd, hoe deze high roller zou smaken. Afgelopen weekend was het zover. Rond vijf uur stonden de champagneglazen gepolleerd en fonkelend klaar en als begeleiding hadden we een ‘passend hapje’ bereid: een vers getoast broodje met foie gras d’oie met een snufje fleur de sel… decadent en smakelijk, net als de hoofrolspeler van de avond. Die arriveerde in een prachtige kist van zwart gelakt hout, goud en fluweel, helemaal passend bij de glimmende gouden huid van de fles zelf. Heel voorzichtig liet ik de kurk omhoog komen, hopend dat er niets van dit kostelijke vocht verloren zou gaan als gevolg van een ‘spuiter’, maar natuurlijk gaat het juist dan (een beetje) mis. De eerste guts bubbels miste het gereed staande glaswerk, maar al snel vloeide het vloeibare goud in onze flutes. De kleur van de wijn zelf is goudgeel, de mousse bij het inschenken heftig en ruw, maar verandert in het glas naar elegante strengen kleine belletjes. De geur bestaat in eerste instantie vooral uit vanille en andere hout- en rijpingstonen, naast een mooie volle geur van gist en brochette. Later komen daar citrustonen bij, vooral rijpe mandarijn. De smaak en textuur doen sterk denken aan Dom Perignon en andere langgerijpte champages die ik heb mogen proeven. De foie gras gaat qua complexiteit, rijpheid en filmendheid bijzonder goed bij deze volle en gulle champagne. Het werd een feest van exclusieve, complexe en uitgesproken smaken, een lust voor tong, neus, oog en alle andere hulpmiddelen die we nog konden aanwenden om dit culinaire geweld ten volste te ervaren. Uiteraard hebben we tussen ons vieren zeer uitgebreid besproken, hoe we de champagne vonden, en of ‘ie naar ons idee de ‘absolute top’ is. Maar op dat punt moesten we twee dingen toegeven: 1) zonder al te veel referentiemateriaal (zelfs voor mijn man met 25 jaar horecaervaring en ondergetekende met 15 jaar wijnopleiding en -ervaring) is het moeilijk oordelen over deze kennelijke uitschieter, en 2) de zintuigen kennen een bepaald maximum aan belasting en onderscheidend vermogen, en dat maximum bereikten wij eigenlijk best snel. Dus wat is nu ons oordeel? Wel: het is een geweldige champagne in een zeer fraaie verpakking. Maar, zo concludeerder wij: die verpakking kost minstens een euro of vijftig of misschien wel honderd (later leerde ik, dat het gouden metaal op de kist ook echt goud is of in elk geval zwaar verguld) en dus komt de inhoud qua prijs dus weer redelijk dichtbij de Dommetjes en Cristalletjes. En ook de smaak is – voor zover wij als niet-oligargen konden beoordelen – redelijk dicht bij die van de toppers van Roederer en Moët. Dus het slotwoord: bijzonder, zowel qua uiterlijk als qua smaak, en als we nog eens de kans krijgen om er eentje soldaat te maken, dan zullen we dat zeker doen, maar voorlopig ‘blijven’ we nog even bij de Dom Perignon 😉 |
Hoe mot ’t eigenlijk | |
Gisterenavond hebben wij – na een heel lange tijd van afwezigheid – weer eens gegeten in een restaurant van Herman den Blijker, namelijk Las Palmas. En dat was weer ‘oudewets gezellig’!
Als geboren en getogen Rotterdammer kwam ik vroeger veel en graag bij Herman, vooral bij Foody’s, maar soms ook Rosso, Zeezout en één keertje in Groot Paardenburg (oei… gevaarlijk dicht bij “020”). Elke keer was dat een lekker ontspannen avond met heerlijk eten. Wat het precies is, dat Herman en zijn mensen anders doen dan anderen, daar is moeilijk de vinger op te leggen… misschien de Rotterdamse manier van elkaar aanspreken, of de no-nonsense stijl van de bediening… Wat het ook is: we voelen ons altijd érg op ons gemak en genieten altijd van verrukkelijk eten en fantastische wijn-spijscombinaties. Wij kenden Herman en zijn kookkunsten van vóór de televisieseries en mediahype, en gingen dus niet per sé om een glimp van Herman of meneer Reimers op te vangen, maar vonden het stiekem toch wel erg leuk, dat ‘Reimpie’ ons welkom heette. En het werd een echt grote verrassing, om ook Arjen Slinger weer bij ons aan tafel te hebben. Arjen was onze vaste gasheer bij Foody’s en wij koesteren nog altijd warme herinneringen aan de Foody’s-jaren, niet in de laatste plaats dankzij de altijd fijne ontvangst en begeleiding van deze ras-gastheer. Genietend van de prachtige inrichting en fijne sfeer begonnen wij ons vijfgangendiner met een terrine van hoender en sjalot met een prachtig trio van knolselderij. Hierbij dronken we een Grüner Veltliner die fris genoeg was bij de strakkere delen van de terrine, maar ook vol en gul genoeg bij het zalfje van knolselderij en de rijpe sjalotjes. Bij gang twee mochten we eerst even ‘ los’ genieten van de tweede wijn: een verfijnde Muscadet Sèvre et Maine sûr Lie. Een prachtige wijn, maar best een risico om zo’n strakke en typische wijn in te zetten in een restaurant. Dat Arjen héél goed weet, wat ‘ie doet, bleek toen het gerecht erbij kwam: een heerlijk stukje kabeljauw met een beurre blanc die precies de goede frisse zuurtjes had om de wijn-spijscombinatie héél fijn te maken. De derde gang was een klassieker, maar dan ‘for all the good reasons’: een in de boter gebakken licht gepaneerd sliptongetje met een houtgelagerde Chileense chardonnay. Hoewel maar al te vaak ten onrechte het ‘wit-bij-vis’-mantra wordt opgedreund in de horeca, helaas vaak zonder onderbouwing van een echte wijn-spijstheorie van bijv. Peter Klosse of andere ‘scholen’, was er in dit geval geen betere combi te bedenken. Dit was m.i. bepaald geen lucky shot, want wijn en spijs waren duidelijk op een knappe manier ‘naar elkaar toe gebracht’. Het botertje van de houtlagering van de niet al te sterk gekoelde chardonnay smolt samen met de botersmaakjes van het bakken van de tong en een citroenzuurtje dat kennelijk bij de bereiding van het visje was toegevoegd, omarmde de zuren in deze ‘cool climate’ Chileen. Een wijn-spijs-feestje! De vierde gang van mals hert met rode kool, pastinaak en wortelpuree werd vergezeld van één van de mooiste Rioja’s die we ooit hebben geproefd: krachtig en zacht tegelijk, verfijnd en toch duidelijke houtrijping (een crianza). Ook deze combinatie was werkelijk subliem en maar weer eens het bewijs, dat subtiele wijnen bij wild vaak veel beter gaan dan het ‘grove geschut’ uit bijv. de noordelijke Rhône of de Bordeaux. Aan het toetje (ja, lekker Rotterdams hé!) koester ik zoete herinneringen, niet alleen vanwege de perfect crème brûlée en de zeer goed passende moscatel-sherry, maar ook door de typische Den Blijker-aanpak: ik zat zo enorm te genieten, dat ik bijna m’n glazuur van m’n bordje schraapte om de allerlaatste restjes op m’n lepel te krijgen. Arjen merkte dit en vroeg prompt: “wil je d’r nog eentje?”. Als een stoute schooljongen knikte ik instemmend en zat in een mum van tijd aan nóg zo’n heerlijke schaaltje crème brûlée. Dit was zeker niet de eerste keer, dat Arjen of Herman zelf me trakteerden op een extra portie van het één of ander, en dat vind ik altijd zó leuk en gastvrij: een gastheer die in de gaten heeft, dat een gast zit te genieten en bovendien een smulpaapje is, die nog wel wat extra’s van dat lekkers lust. Met een zeer teverden gevoel en een dikke glimlach namen wij afscheid van Arjen, meneer Reimers en de hele crew van Las Palmas en nog vóór we de wandeling naar tramhalte Wilhelminaplein hadden afgerond, concludeerden we, dat dít de gastvrijheid en sfeer is, die wij zoeken. Wat ons betreft, is dit ‘hoe het heurt’, of op z’n Rotterdams: hoe ’t mot! |
Sic Transit Gloria Driesis | |
Hoezeer de uitspraak “Reputatie komt te voet en gaat te paard” opgeld doet, hebben wij gisteren weer eens mogen gadeslaan in restaurant Dries & Co te Elst.
Wij hebben dit nieuwe restaurant aan de Valburgseweg ca. 2 maanden geleden ‘ontdekt’ en waren meteen zéér enthousiast. Het eerste diner was fantastisch, mede dankzij de voortreffelijke kookkunsten van de chef die tot voor kort de scepter zwaaide in ons geliefde restaurant Liberty in Nijmegen. We waren erg onder de indruk van de correctheid van de bediening, de bijzondere wijnkennis van het bedienend personeel en verder van de ‘volledigheid’ van de ervaring: we voelden ons echt verwend. Toen ik drie weken geleden een belangrijke zakenrelatie ontving, twijfelde ik dus geen moment en nam hem mee naar Dries & Co. Het eten was wederom verrukkelijk, alleen was het allemaal wat minder strak en correct in de bediening dan die eerste keer: het ‘wijnadvies’ sloeg nergens op, er werd een daggerecht aangeboden, wat niet meer voorradig bleek, waardoor uitgerekend mijn gast moest uitwijken naar een andere keus en we best lang moesten wachten. Tot slot viel me op, hoe rommelig de bediening eigenlijk verliep: niet één vaste medewerk(st)er die bestellingen kwam opnemen, maar drie of vier, waardoor we vaak moesten aangeven, dat “uw collega dat al heeft opgenomen”. Gisterenavond volgde het derde bezoek en wederom hebben we héél erg genoten van de voortreffelijke kookkunsten van de chef, maar nu was de bediening echt ronduit slordig: Nog tijdens ons aperitief werd het voorgerecht gebracht; de bestelde fles wijn werd op tafel gezet, maar niemand kwam ‘em inschenken of bijschenken, zoals dat de eerste keer wél het geval was; de glazen en flesjes van het aperitief werden niet uitgehaald; het hoofdgerecht kwam al door, terwijl het voorgerecht nog niet was uitgehaald; voor upselling van een glas dessertwijn bij het nagerecht was kennelijk geen tijd en vervolgens bleef het servies van het nagerecht zo lang staan en werden wij zo vaak genegeerd op zoek naar iemand die ons een kopje koffie met grappa wilde brengen, dat we maar besloten hebben om koffie en borreltje thuis te doen. En toen er eindelijk iemand kwam, was het een nét iets te joviale jongeling met een “zo, heppie een beetje lekker gegetuh?” die in het spreekwoordelijke verkeerde keelgat schoot. Wat wel snel en correct kwam, was de rekening en die was wederom niet gering. De kwaliteit van het eten is het zeker waard, maar als je ca. 60 tot 80 euro per persoon uitgeeft, dan verwacht je toch ook een bepaalde standaard qua bediening. En natuurlijk: wij zijn extra kritisch, omdat horeca ons vak is. En we zien dingetjes en gemiste kansen, die anderen misschien helemaal ontgaan. Maar juist daarom vinden we het zo jammer, als we zien dat een restaurant met een fantastische chef, een schitterende inrichting en véél potentie al zo snel na de start afzakt, althans in onze ogen. “Ze verdienen ze kennelijk te gemakkelijk,” was al snel onze conclusie. Mijn man weet als voormalig bedrijfsleider van hooggewaardeerde restaurants als geen ander, dat t.a.v. de bediening continu de puntjes op de ‘i’ moeten. Beste Theo Driessen, je hebt een prachtig restaurant neergezet, met de juiste ingrediënten voor een succesvolle zaak, waar mensen graag terugkomen om zich te laten verwennen. Maar alsjeblieft, houd die puntjes op de ‘i’, anders “vergaat de glorie van Dries” heel snel. |
Pinot Grigio om kwart voor tien ’s ochtends | |
“Eh, goedemorgen, wij hebben een afspraak met de exportdirecteur,” maken wij aan de receptioniste duidelijk. We hebben ons zojuist (09:00 uur) door de regen een weg gevonden naar de hoofdingang van het gigantische complex van wijnproducent Mezzacorona in Trentino-Alto Adige.
In rap Italiaans wordt er gebeld en we worden gevraagd even plaats te nemen. We verwonderen ons over de veelheid aan merken die hier aan de muur zijn geafficheerd en op deze plek kennelijk gebotteld en in dozen gepakt deze productiefaciliteiten verlaten. Naast MezzaCorona zelf wordt hier ook Rotari gemaakt, bij ons vooral bekend van de fijne bubbels, maar ook merken die we helemaal niet in verband brengen met deze streek, zoals Fuedo Arancio uit Sicilië. We worden begroet door een energieke jonge dame, die zich voorstelt als de assistente van de exportdirecteur; zij zal ons eerst een korte rondleiding geven, alvorens ons ‘afspraak’ zich tijdens de proeverij bij ons voegt. “Hier maken en bewaren we alleen onze witte wijnen,” legt onze kundige gids met enige trots uit, “straks toon ik jullie de productie voor rode wijnen, en daarna die van de mousserende,” gaat ze voort. Op deze schaal hebben we nog nooit wijnproductie gezien. De vaten, variërend van 30.000 tot maar liefst 120.000 liter, torenen hoog boven ons uit, in deze kathedraal van wijn. Alles blinkt, is brandschoon en keurig geordend. “We werken hier heel schoon en met de modernste technieken, om zo veel mogelijk de pure en karakteristieke smaak van de druif in de wijn te krijgen,” licht ze toe. “We hebben wel houten vaten hoor, maar het grootste deel van onze productie is fruitgedreven; niet ‘bedekt’ door houtrijping.” Dat er inderdaad wel ‘hout’ beschikbaar is, zien we even later, in een zéér forse vatenruimte, met tientallen zeer grote foeders en enkele honderden kleinere eiken vaten van zeer uiteenlopende tonneliers. “We bepalen het effect van het hout, door het een tijdje in water te weken en dan het water te proeven. Onze wijnmakers selecteren voor elke wijn het passende type vat,” verklaart onze gids de veelheid aan soorten vaten. Onze toch al niet geringe verwondering blijft verder groeien. Na het beklimmen van best veel trappen – zij doet dat erg vlug en behendig; wij moeten bovenaan elke trap even gauw een foto nemen, om stiekem op adem te komen – bereiken we het bordes dat ons bovenlangs de gigantische vaten voor de rode wijnen voert. “De witte wijn produceren we grotendeels ondergronds, vanwege de noodzakelijke koeling; de rode wijnen staan meer bovengronds,” vervolgt ze haar uitleg. “En alle materialen voor het maken van deze faciliteit komen hier uit de regio, en we hebben geprobeerd om deze site zo veel mogelijk in het landschap in te passen,” vervolgt ze. Het is inderdaad indrukwekkend: van buitenaf zie je een half verzonken lang gebouw, deels bedekt met gras en een kleine langgerekte wijngaard. Dat daar zo’n waanzinnig grote faciliteit achter en onder ligt, kun je je haast niet voorstellen. Ruim 300 mensen werken hier op de site; bijna 3.000 personen – uiteraard ook de wijngaardeniers en hun gezinnen – zijn betrokken bij de productie. De schaal van de productie wordt nog eens benadrukt door de kelder waar de mousserende wijnen worden gemaakt. De 14 miljoen flessen bubbels die hier in rekken liggen te rijpen, de tientallen machines die de giropallets kantelen om de gist richting de kroonkurk te sturen en de afvullijn ten behoeve van de ’tirage’ die duizenden flessen per uur kan verwerken. Het duizelt ons een beetje. We voelen ons klein en nietig, geconfronteerd met zo veel ‘enormiteit’. Maar onze vriendelijke gids, die ongetwijfeld reeds lang aan deze schaal is gewend, houd ’t luchtig en gezellig voor ons. Ze leidt ons aan het einde van de tour naar een zéér fraaie ruimte (groot genoeg en ook daadwerkelijk gebruikt voor bruiloften en partijen) waar een bescheiden proefbalie is opgesteld en ons fonkelend glaswerk staat op te wachten. Het is inmiddels 09:45 uur en we steken onze neus verwachtingsvol in het eerste glas, een Castel Firmian Pinot Grigio. Ondanks het vroege uur zijn we meteen ‘om’. Fijne zuivere geuren vullen ons neuzen, frisse zuren verfrissen onze mond. Dit zijn inderdaad heel pure wijnen, vol fruit en expressie van de kalkrijke bodem hier in het noorden van Italië. We proeven achtereenvolgens de pinot grigio (tout court en riserva), sauvignon blanc, gewürztraminer, een zachtzoete moscato giallo, rosé van lagrein en dan de rode: marzemino, natuurlijk een teroldego rotaliano en tot slot een merlot. Alleen met de lagrein hadden we wat moeite, maar de rest van de wijnen waren in één woord: héérlijk! We hadden op voorhand doorgegeven, dat we graag met deze ‘lijn’, de Castel Firmian-lijn, wilde gaan werken. Het basisniveau van deze wijnen is ronduit hoog, terwijl de consumentenprijs nog ruim om de € 10,- blijft. De exportdirecteur voegt zich bij ons, en tot onze verbazing worden we in het vloeiend Nederlands te woord gestaan. Nederlander Anthony Bijleveld is hier sinds 2006 verantwoordelijk voor de positionering en export van de wijnen naar o.a. Duitsland, Nederland, Scandinavië, Japan en vooral ook de VS. Het gesprek gaat in het rap Nederlands voort, enthousiast als we zijn over onze indrukken en de kwaliteit van de wijnen. Anthony maakt ons beeld van het bedrijf, de filosofie en de wijnen compleet. We zijn erg onder de indruk, ook van de vriendelijkheid en hoffelijkheid waarmee we zijn ontvangen en begeleid. We voelen ons een beetje schuldig naar onze gids, die het vlotte Nederlands (dat van Anthony met een mooie zangerig Italiaans accentje) niet kan verstaan. Beiden doen ons uitgeleide, via de prachtig ingerichte winkel die hier voor de lokale horeca en gasten ook echt als serieus verkooppunt dienst doet. We waren al overdonderd door de gastvrijheid en egards van onze ontvangst en begeleiding; we kregen echter blosjes op te wangen en raakte vertederd toen Anthony ook nog één en ander aanbood als afscheidscadeautje. En onze gids, die – terwijl wij met Anthony door de shop liepen – snel even naar kantoor was gerend om voor ons folders van de Castel Firmian-lijn en de Rotari-wijnen te halen en ons nu bij het afscheid weer stond op te wachten. Een beetje overdonderd stonden wij om 11:30 uur weer bij onze auto, vol indrukken en ontzag, vertroeteld en werkelijk zeer gastvrij ontvangen. Wat een top-ervaring! |
Forte! | |
Vanavond genoot ik met Verloofde B een fantastisch diner in het wijnfort te Lent. Dit napoleontische fort doet tegenwoordig dienst als ruime en tegelijk intieme omgeving voor feesten en partijen, en twee keer per jaar een bijzondere ‘verwenavond’.
Eerlijk gezegd had ik zo mijn reserves voor deze avond. We hebben deze mooie locatie eerder al uitgekozen voor ons huwelijk (de receptie), maar dat was vooral om te borrelen. Dat ze hier echter ook culinaire topkwaliteit kunnen leveren, en voor ouderwetse gastvrijheid zorgdragen, dat had ik niet durven bevroeden. Heerlijke sfeer, perfect tempo, goed personeel met oog voor detail en prachtige tafels en aankleding. Erg fijn! Het voorgerecht – fruits de mer, gefrituurde langoustine op een coquille, gekookte kreeft, een kreefttartaar-komkommerrolletje en een bisque van kreeft met vongole – werd vergezeld van een ingetogen en subtiele Nieuw-Zeelandse sauvignon blanc. De wijn-spijscombinatie was niet spannend, maar spijs en wijn waren ieder voor zich héérlijk! De gastronomische kwaliteiten werden bij het volgende gerecht wél evident: een heerlijke risotto met een stukje gegrilde griet naast een briljante Portugees van Alvarinho en vooral weelderige viognier. Topcombinatie! Ook de volgende gang was een feest van wijn en spijs die samen over de culinaire dansvloer zwalkten: een stevige doch héél malse sucade van Wakiu-rund met een paddenstoelenpasta aan de tango met een Amerikaanse pinot noir, die ironisch genoeg ‘Irony’ heette. En toen werd het heel even billen knijpen… want helaas was de fles Valpolicella classico ripasso niet goed. Duidelijk reductief, met erg harde zuren en geen spoor te bekennen van de extra volheid van de Amarone-upgrade. En nog veel jammerder, dat de dame van de bediening – duidelijk in opdracht van de keuken, want de intrinsieke wijnkennis van de bediening was niet best – mij even kwam uitleggen, dat Italiaanse wijnen ‘altijd zo muffig smaken’. Afgezien van ’t feit, dat ik deze wijn helemaal niet muffig maar reductie vond, én het feit, dat je mijns inziens je gasten nooit een muffe wijn mag voorzetten… “Wat!?!?!?!?!” Laat ze dit vooral niet horen in Italië. En laat ik ook dit soort onzin nooit meer horen uit de mond van welke bediende dan ook, al zijn ze nog zo schattig. Gelukkig was de tweede fles – hoewel nog steeds niet helemaal OK – een stuk beter. Pas de derde fles was helemaal goed, zoals een ripasso hoort: rijk, breed, een zoetje en een zuurtje, ingepakt in mooi rijp fruit en fijne bitters. Zo hoort het! Wel jammer, dat ‘ie helemaal weg viel bij de hertenfilet (érg mooi klaargemaakt), fijne puree en de lekkerste rode kool ooit (dankzij heerlijk vanillejusje). De finale maakte alles weer goed: een heerlijk toetje van geconfijte ananas, chocolade, hazelnootparfait en sinaasappelstroop met een fantastische moscatel de sétubal (heerlijke mandarijn en honing!). Wow! Culinaire sex! Wat waanzinnig lekker! Oh ja, en nog een paar heerlijk bonbons, een prima espresso en een uitstekende grappa. Culinaire verwennerij! Over een half jaartje weer!!! |
Speak softly and carry a big… eh…bottle | |
Deze wijnreis staat in het teken van de zachte en tedere wijnen. Na het voogaande avontuur met een heerlijk zachte Pomerol volgde een briljante Saint-Emilion grand cru classé (Cht. Guadet 2007, eveneens zacht en zeer geconcentreerd) en enkele prachtige glazen tedere Jurancon. Maar vanavond was het hoogtepunt van fluweel en tederheid: de “Ego” van Mas de Lavail.Ik had wel eens eerder met dit huis kennis gemaakt, o.a. met een prachtige Carrignan van oude stokken, maar de ‘Ego’ overtrof mijn stoutste verwachtingen: waanzinnig vol, zacht en fruitig, van 100% Grenache en flink lange houtrijping. Zo stoer de verpakking (héél dikke zware fles) en zelfbewust het etiket, zo teder en sluiks de inhoud.En dit alles tegen de eveneens zeer lieflijke achtergrond van Banyuls-sur-Mer, dat in deze periode van het jaar nog kalm en gemoedelijk in de zon ligt te stoven in het uiterst zuidoosten van Frankrijk. Op het terras van ons hotel aan zee hoor je slechts het ruisen van de zee, zachte gedempte gesprekken en eh… mijn geslurp natuurlijk!Ben héél benieuwd naar de komen dagen (o.a. nog Bourgogne en Elzas tegoed)! |
Pomerol “La Truffe” op Chateau de Roques | |
Toen ik vanmiddag door de wijngaarden van Pomerol reed, kon ik een bepaald gevoel van ergernis niet onderdrukken: waarom moet dit nou zo duur wezen? Er staat gewoon dezelfde Merlot en Cabernet als in de hele rest van de Bordeaux, maar zelfs een ‘instappertje’ van dit beroemde stukje rechter oever (de omgeving van Libourne, aan de rechter oever van de Gironde) kost je al snel een vermogen. Nou, die verzuchting moet door de hulpjes van Bacchus zijn opgepikt, want nog geen drie uur later kreeg ik uitleg in natura.Op het terras van het prachtige oude chateau de Roques in Puisseguin (St-Emilion) – dat van binnen modern en confortabel is, en qua sfeer en keuken helemaal past binnen het ‘Logis de France’-concept – aten mijn verloofde en ik een heerlijk maaltje van o.a. gekonfijte eendebout. Ik dacht: laat ik eens niet de wijsneus uithangen en met een geleerd gezicht uit de wijnkaart kiezen…. nee, ik vroeg de vrolijke dame van de bediening – die een gemakkelijke avond had met slechts vier gasten – om voor mij te kiezen. Het werd “Château La Truffe” Pomerol 2008. Ai, natuurlijk de duurste van de kaart, maar voor 33 euro aan tafel hoor je mij niet mopperen. Met enig wantrouwen kroop het glas richting mijn neus en lippen… en toen… Héééé’! Zo’n mooi zachte en elegante wijn uit 2008? Maar toch mooie zuren die nog een tijd meekunnen?!? En dan dat mooie geïntegreerde hout ?!?!? Is dit een ‘doorsnee’ Pomerol? Dan heb ik misschien toch al die jaren, met mijn Médoc-gedomineerde Bordeauxneus, niet op zitten letten. Dit is gewoon héél erg lekker! Vloeibaar fluweel met hartstikke veel fruit en mooi hout. De dame van de bediening rook de figuurlijke stal, toen wij als laatste eters overbleven, dus het maaltje werd iets te snel afgerond. Daarom maar de fles meegenomen naar onze kamer (jaaaa, we zijn dezer dagen even inval-kasteelheren), waar ik nu nog steeds zit te nippen van deze geweldige Pomerol.Ik ga Pomerol vaker een kans geven! Na thuiskomst maar eens in de koelkast duiken en die flessen opgraven met dat grote rode Tempelierskruis erop. Dit overigens niet vóórdat ik morgen eerst even een rondje heb gemaakt langs St-Estèphe, Pauillac, St-Julien, Moulis en Listrac en tot slot Margaux. Want ik blijf een linker oever-adept… Ook al slaap ik vannacht dan aan de ‘overkant’… |
Oud en nieuw | |
Nee, deze notitie heeft niets te maken met de jaarwisseling. Het heeft te maken met oude en nieuwe ‘smaken’: zojuist heb ik met mijn vriend Benno een geweldige wijn-spijscombinatie op: Zeeuws lam met een Gressier Grand Poujeaux 1996 (Moulis-en-Médoc).
En het was verrassend! Want ten eerste was het lam een rollade van een middelgroot lam (dus een wat oudere smaak, meer richting schaap). Zuiglam is naar onze smaak soms net iets te jeugdig, terwijl deze rollade juist prachtig karaktervol en stevig was, maar niet die bitters had van echt schapenvlees. De heerlijke smaak was natuurlijk ook te danken aan de geweldige kookkunsten van Benno… En dan de wijn: ik stond voor de wijnkoelkast en m’n oog viel op de Gressier Grand Poujeaux 1996, ooit overgenomen van wijnvriendin Janice van J-wines in Rotterdam. Altijd in de kelder bewaard geweest, en de producent heeft een warm plekje in mijn wijnhartje. En dat bleek: geweldig! Nog zo jeugdig qua primair fruit, frisse zuren en lekkere tannines. Een klein wondertje, als je nagaat dat deze Moulis al 15 jaar oud is. Deze fles is maar weer eens het bewijs, dat een relatief koel jaar en goede behandeling tot prachtige bewaarresultaten kunnen leiden. Wat een fijne combi: een iets ouder lammetje met volwassen smaak en een zeer jeugdige smakend ‘oudje’ uit de Bordeaux. Jummie!!!! |
Elke keer raak | |
Je maakt het zelden mee, dat een restaurant je echt iedere keer aangenaam verrast.
Er is altijd wel een missertje in de wijn-spijs-combinatie of een gerecht dat niet helemaal perfect is… Maar er is één restaurant bij mij vlak om de hoek, dat ons nog geen enkele keer heeft teleurgesteld, en vooral met de wijnen áltijd raak schiet, namelijk restaurant Liberty in Nijmegen. De laatste keer dat we hier genoten van de gezellige ontspannen sfeer en het heerlijke eten, waren we helemaal hoteldebotel van de wijnen, Sol de Andes Reserva Especial Chardonnay en Pinot Noir. Wat een topwijnen! Meteen heb ik de importeur opgespoord, en meteen ook zijn deze wijnen toegevoegd aan de collectie van Wijnencyclopedie. Afgelopen Eerste Kerstdag was het weer in de roos! Het vijf gangen kerstdiner werd dit keer vergezeld van twee zelf gekozen wijnen, een prachtig frisse en delicate Grüner Veltliner van Michael Gindl en een briljante volle doch elegante Ribera del Duero van Bodegas Monte Aixa. Wat een genot! Kortom, we hebben een heerlijke kerst gehad en zetten weer een turfje achter Liberty op de succeslijst. |
Campofiorin bij Cafe Sjiek |
“Me and my big mouth” dacht ik even later, toen ik net tegen de vriendelijke dame had gezegd: “maar dit is geen Ripasso, want er staat geen Valpolicella op het etiket…”. Uit de indrukwekkende wijnkaart van hét Maastrichtse eetcafé Sjiek had ik een Ripasso uitgezocht van nota bene wijnhuis Masi, de uitvinder van de Ripasso! Slik! Ik had het toch wel bij het rechte eind hé? Ik had ooit geleerd, dat ergens in de jaren ’80 de naam en bereidingswijze van de Ripasso waren vastgelegd, en geïntegreerd met de DOC Valpolicella Classico… dus als er geen Valpolicella op de fles stond… “Op de fles staat ook Campofiorin, net als op de kaart…” wees de nog steeds vriendelijke mevrouw mij aan. Gastheer Robin Berben kwam nog even babbelen over de Campofiorin: “ik ben onlangs bij Masi geweest, en heb daar gezien hoe ze de Ripasso maken,” vertelde hij oprecht. Gezien zijn grote produktkennis en minstens even indrukwekkende reputatie had ik geen enkele reden om dáár aan te twijfelen. Eenmaal thuis aangekomen heb ik dus maar even de boeken er op nageslagen… Oei: de Campofiorin was dé oer-Ripasso, de eerste Ripasso, in 1964 ontwikkeld door Masi. En inderdaad, in de jaren ’80 heeft Masi de naam en methode van Ripasso laten vastleggen. Zat ik er dan helemaal naast? Had ik niet goed opgelet bij de les Italië? Had ik dan niet goed gekeken op al die etiketten Ripasso die de afgelopen jaren door mijn handen waren gegaan? Gelukkig! We hadden allebei gelijk: inderdaad is de naam Ripasso onlosmakelijk verbonden met Valpolicella, en valt onder diens DOC. Maar Masi liet het er niet bij zitten. In de jaren ’90 ontwikkelde hij de Ripasso door, en gebruikte niet langer een tweede gisting van jonge Valpolicella op de pulp van Amarone, maar voegde in december ingedroogde druiven toe aan de jonge wijn, waardoor wel een volle smaak werd verkregen, maar niet de harde tannines die sommige Ripasso’s ontsieren. Het resultaat werd dus een “dubbel gefermenteerde” IGT Rosso del Veronese van Valpolicella-druiven. Wat wel bleef, was de inmiddels geregistreerde en vermaarde naam “Campofiorin”, die na 42 jaar (we hadden een Vendemmia 2006) nog trots op het etiket prijkt.Na een gezellige mailwisseling met Robin Berben vanmorgen keerden we vanavond terug voor nog een lekker rondje Café Sjiek, en natuurlijk popelde ik nu om de Campofiorin te bestellen. “Deze krijgen jullie van Robin,” zei de wederom vriendelijke dame met een licht grijns, “als dank voor de leuke discussie.” |
Tsjechische Sauvignon in Lounge-restaurant Touch te Praag |
Wow! Dat had ik totaal niet verwacht! Na een veel te lauwe Urquell (het is Praag kennelijk doodhip om je bier op 12 graden te drinken… Er wordt zelfs speciaal mee geadverteerd) waagden wij ons aan een lokale Sauvignon Blanc (Sauvignon 2008, Petr Skoupil, Velké Bílovice). Ik verwachtte (te) veel zuren, oxidatieve tonen en die typische grond-toon die héél veel wijnen ten oosten van de lijn Duitsland-Oostenrijk typeren… Maar volledig onterecht! Complex en toch heerlijk luchtig. Huppelend veulen in de wei, en meer van dat soort superlatieven ;-). Maar na het culinaire top-geweld dat ons hier overkwam, had ik ook wel één en ander kunnen vermoeden. In dit loungy restaurant, net buiten het toeristische gedruis van het grote stadsplein van Praag hebben we zeldzaam goed gegeten, met een briljante wrap van kalkoen, spek en salade, heerlijke gesauteerde eendenborst met super-glace en tot slot een geweldig dessert van peer, gepocheerd in rode wijn, met zoete mascarpone. Heb in tijden niet zó goed gegeten. En bij de rekening werd m’n glimlach nog véél groter: nog geen 50 euro voor 2 personen. Tip voor de smulpapen: het loont om ‘even’ naar Praag te vliegen (60 euro pp met Wizz Air vanaf Eindhoven). |
Bel Air met Benno |
Niet iedereen heeft het voorrecht om met de gastheer van één van de beste restaurant van Nijmegen te eten, bij dat restaurant zelf. Ikke wel! Dat heeft misschien wat te maken met het feit dat ik tegenwoordig samenwoon met betreffende gastheer!
Eind van de zomer genoten wij van tenminste 12 gangen bij Mangerie Heertjes aan de Ridderstraat in Nijmegen. Normaal gesproken staan er geen 12 gangen op het menu (wel 8, 5, 4 en 3), maar omdat wij het waren ging chefkok en eigenaar Ron van der Kuil ‘even helemaal los’. De ene na de andere lekkernij verdween met veel genoegen onder onze neuzen. Natuurlijk werd één en ander vergezeld van vineuze lekkernijen, maar één daarvan was zo bijzonder, dat ik die graag even in het zonnetje zet. Het was een Château Bel Air van ongeveer zeven jaar oud, uit de Graves. Het hoofdbestanddeel Sémillon zorgde in deze witte-Bordeaux-op-leeftijd voor een gewelidige boenwas-toon, waardoor ‘ie erg goed aansloot bij de slibtong met een verrukkelijke beurre blanc. Maar ook bij een zeer smeuïg tussendoortje, een probeersel van Ron bestaande uit een langzaam gegaard en geconfijt stukje carbonade, hield de oudere Graves prima stand. Nog steeds als ik bij Heertjes langs ga, om te eten of om eerder genoemde gastheer naar huis te begeleiden, keert die heerlijke dikke en bijna oxidatieve boenwassmaak van Bel Air terug in mijn gedachte! |
Fout lekker | |
Met het optekenen van dit wijnmoment loopt ik een groot risico… om mijzelf te ontmaskeren als voorhéén dierenvriend, als onvervalste conservatieveling, als zóóóóó niet 2010… Ik eet namelijk foie gras! Zo, dat is er uit…
Een ieder die daar morele of andere bezwaren tegen heeft, dan nu graag de ogen afwenden, want hierna volgt een beschrijving van iets, wat ik niet anders kan betitelen dan een heus foie gras bachanaal! Het gebeurde in de Elzas – wáár anders? – vlak voor de jaarlijkse jurering van de Confrairie de St-Étienne. Met goede vriend, proefclubgenoot en mede-jurylid Leon verkende ik voor de verandering eens de Bas-Rhin. Rond lunchtijd passeerden wij een producent van ganzen- en eendenlever, die er een restaurant op nahield. Wat zou dáár nou op de kaart staan??? Wow! hoe delicaat en hoe spannend. De forse bol was omgeven door zeer goed klaargemaakte rabarber en in de glazen verscheen een bijzonder goedje: Crillon des Vosges, een “Moelleux de Rhubarbe”. Dit zeer aparte brouwsel van rabarber was ik één keer eerder tegengekomen, bij wijnhandelaar Jan van Breda in Rotterdam, en vroeg mij destijds af, wat je in hemelsnaam bij zó’n exentrieke smaak kon serveren. Nou ehh, foie gras-ijs dus… Allebei verstotelingen, allebei extreem in smaak, allebei zeer zeldzaam. Een gouden duo dus! Goed, dit zijn niet de dimensies die Peter Klosse gebruikt om wijn en spijs te matchen, maar ik denk dat Professor Smaak ook nooit rekening heeft gehouden met dit soort uitersten. Want voor het fabicreren van rabarber-wijn (oké, mag niet zo heten, maar ik heb geen zin om steeds “alcoholische drank op basis van rabarber” te tikken) moet je net zo veel suiker als rabarber toevoegen, om het althans enigszins in balans te krijgen (rabarber heeft een krankzinnige zuurgraad), en bij foie gras-ijs heb je de room niet nodig om ’t ijs dikker en smeuïger te maken, maar juist om het te verdunnen! Nog nooit deed ik zo lang over mijn ijs en mijn wijn. Met muizenhapjes tegelijk liet ik lever en rabarbernat over mijn tong glijden en mijn verhemelte strelen. Wow! Wat een ultiem genot. Fout lekker…en lekker fout! |
‘N Rood hert in de Pan | |
Kroegwijn, da’s niks… en in restaurants, dáár weten ze wel wat wijn is… toch???
Nou, ’t kan verkeren… afgelopen week brachten we een zéér geslaagd bezoek aan Sneek. En ondanks de geruchten over De Tocht en de daarop volgende run op hotels in de Elf Steden wisten wij toch een hotelkamer te bemachtigen in een bijzonder hotel, Nieuw Hanenburg. Dit hotel is onlangs nog door Herman den Blijker c.s. onder handen genomen, en het resultaat mag er zijn. De ontvangst is hartelijk, de inrichting hip en gezellig en de kamers (zelf de ‘basic’) keurig. Maar over het restaurant komen we zo nog even te spreken… Eerst even over de kroegwijn… Wij bezochten op Marktstraat het nieuwe swingende café Sneeker Pan, waarvan we de eigenaars – laten we ze om privacy-redenen even M. en R. noemen – kennen. Vol trots vroeg M. of ik misschien haar wijnen wilde proeven. Niet minder dan 6 wijnen staan hier op de kaart, wat voor een café al een zeldzaamheid is. Maar de smaak was nog veel verrassender (niet voor M. hoor, want die kent haar wijnen, maar voor een café…): De start was een heerlijk strakke Chardonnay/Terret uit de Midi, die gemakkelijk voor een Chablis kan doorgaan. De tweede witte was een onmiskenbare Sauvignon blanc, alhoewel deze – misschien door de iets te lage temperatuur – niet zo erg expressief was. De laatste witte was een klasse apart. Menigeen die in de kroeg een Riesling bestelt, verwacht een laffe zoete Moezel, en niet deze prachtige Riesling Classic met mooie zuren en een licht zoetje dat helemaal klopt bij de indrukwekkende concentratie. Toen kwam de rosé… en ik hou niet zo van rosé… Maar deze Cariñena van 100% Grenache vond ik uitstekend. Van de zomer gaan we deze nog even op het terras natesten 😉 Maar dan terug naar het hotel, samen met M. en R. en natuurlijk mijn eigen Benno, om in het bijbehorende restaurant Het Rood Hert een hapje te eten. Dat eten was dik in orde hoor, en de ambiance van het restaurant ook. Niets op aan te merken. Maar wel op de wijnkennis van de dienstdoende leidinggevende. De voorgerechten waren zodanig, dat eigenlijk alleen een Pinot Noir alle partijen kon helpen aan een fijne wijn-spijs-ervaring. Maar met welke suggestie kwam de betreffende Dienstdoende? Een véél te zware Carmenère (uiteraard Chileens). Een behoorlijke misser, zelfs voor een beginnende Maître. Maar daar bleef het niet bij… Ik vroeg of er een Pinot Noir in het assortiment voorkwam, en zei nog “bijvoorbeeld een Bourgogne”. “Nee meneer, ik heb alleen dit,” aldus de Dienstdoende, die mij in plaats van een wijnkaart een aantal fotolijstjes met wijnen voorlegde. Gelukkig prijkte een buitengewoon lekkere en milde Toscaner in één van de lijstjes, dus het voorgerecht werd toch nog gered. |
Proef-NO-titie |
Onlangs scoorde ik in een boekhandel de Jaargids Wijn van The Wine and Food association, de nieuwe naam voor het jaarboek van Proefschrift.
Wel een aardige gids, die het midden houdt tussen één zéér grote advertorial en een informatieve gids over wijnen, spijs en vooral restaurants. SORRY!?!?!?!?!?! Kunt u dat ook in gewoon Nederlands opschrijven??? Alsjeblieft zeg, de wijnwereld is al omgeven met een muffe geur van quasi-duurdoenerij en arrogantie. Laten we het a.u.b. niet nóg erger maken met zulk soort totaal nietszeggende termen als “mooi smaakpallet”, “verteerbaar”, “versmolten” en als topper “bite en grip”. GRIP??? We hebben het over wijn hoor, niet over autobanden. Oke, veel Pinotage uit Zuid-Afrika smaakt verdacht naar rubber banden ja, maar een term als “grip” is modieus geneuzel als je het over wijn hebt. “Ja maar dat zei de Grand Jury hoor, niet de redactie,” hoor ik de fans van deze wijngids tegenwerpen. Nou, dan gaan we in een grote kring om die Grote Juryleden heen staan, en ze keihard uitlachen! |